Hij is er nog steeds; de kermis. Het seizoen komt in volle gang en overal duikt de kermis weer op. Tegenwoordig bijna een ‘natuurverschijnsel’, want de exploitanten wordt het leven danig zuur gemaakt door de lokale overheden met torenhoge kosten om te mogen staan. En die kosten vinden wij terug in de prijzen van de attracties. Niet leuk meer zo.
Vroeger was lang niet alles beter, maar de kermis wel. Je keek er als kind naar uit, van opa kreeg ik een-gulden-vijftig voor de kermis en hij kwam daar speciaal voor naar ons. De hele stad stond vol met botsautotenten, het reuzenrad, de houten achtbaan, de vliegtuigjes etc. De halsbrekende capriolen in de Sjimmie Sjimmie en rode koontjes bij de tent met de vrouw-met-de-drie-borsten waar we nog niet in mochten, al waren we toch al elf jaar oud. De herrie en de knipperende verlichting, de prutprijsjes bij de trekkoorden, het ballengooien en de gokkasten, de paarden op de draaimolen en het spookhuis. Spannend in alle opzichten was die kermis. We gingen bij voorkeur op de woensdagmiddag omdat het dan kindermiddag was met lagere prijzen. Kon je twee ritten doen in de ‘rups’ voor één prijs en de rit duurde ook nog eens langer. En na afloop een suikerspin of een roze zuurstok en een pondje gerookte paling voor opa en oma. Het is pure nostalgie, die kermis. Denk aan je tienerjaren met fantastische avonden in de danstent, het zuipen en de scharrels die daar zijn opgedaan. Pure folklore.
Door de samenvoeging van sommige gemeenten ontstaat het idee om één grote kermis voor de regio te organiseren. Niet doen. Met al die ideeën haal je de ziel uit de kermis. Hou het lokaal als het kan, geef als lokale overheid desnoods enige subsidie, en proef de eigen dorpssfeer tijdens zo’n kermis. Er is al genoeg weg wat dat aangaat.